Posts tonen met het label ecologisch tuinieren. Alle posts tonen
Posts tonen met het label ecologisch tuinieren. Alle posts tonen

dinsdag 28 februari 2012

Ik tuinier voor de natuur

Komt hier maar eens kijken se mannekes. Want de eerste biekes van het jaar zijn hier ten tuine natuurlijk-rijk al wakker geworden. Heerlijk vind ik dat. Want een tuin op zijn eigen kan heel mooi zijn, maar een tuin die bruist van het dierenleven dat is voor mij pas een geweldige tuin. En daarom tuinier ik dus niet alleen voor mezelf, maar ook voor de natuur!


En hoe doe je dat dan vraagt u zich misschien af. Awel moeilijk is dat niet. Om veel insectensoorten aan te trekken moeten we zorgen voor veel afwisseling in de begroeiing; bloemrijke graslanden, struikgewas en bomen of als het kan een echt bos. Hierdoor krijg je een tuin waar veel insectensoorten op afkomen, waar ongewervelde dieren zoals spinnen ook een plekje vinden, waar vogels een nest kunnen bouwen en voedsel vinden voor hun kroost.

Je moet weten dat er maar weinig bloemen die bij alle insecten in trek zijn. Veel plantensoorten zijn min of meer gespecialiseerd op bepaalde insecten-groepen.
Zo worden lipbloemige soorten zoals kruipend zenegroen/Ajuga reptans, dovenetel/Lamium, gewone brunel/Prunella vulgaris en salie/Salvia vooral door hommels bezocht. Met hun lange tong kunnen ze gemakkelijk aan de nectar van diepe bloemen komen. Nog goede hommelplanten zijn onder andere akelei, vingerhoedskruid, smeerwortel, geranium-soorten, salie, klaproos, kogeldistel, zonnebloem, rode zonnehoed, herfstaster, stokrozen, dovenetel, longkruid en helleborussen.

Vliegen bezoeken dan weer vooral schermbloemige zoals wilde peen/Daucus carota, fluitenkruid/Anthriscus sylvestrus, berenklauw/Heracleum sphondylium en zevenblad/Aegopodium podagraria.

En zo houden vlinders dan weer van andere planten. Om veel vlinders in de tuin te lokken moeten uiteraard planten gezet worden die gul zijn met nectar zoals de vlinderstruik, beemdkroon, hemelsleutel, grote kattestaart, echte valeriaan, koninginnekruid, lavendel, blauwe knoop, ijzerhard, marjolijn en kattekruid.
Maar ook waardeplanten voor de rupsen zijn nodig zoals koolsoorten en andere kruisbloemigen zoals damastbloem en koolzaad, oost-indische kers, look-zonder-look, pinksterbloem, judaspenning en brandnetels.
Maar er zijn nog meer voorwaarden die het voor vlinders aantrekkelijker maken om een tuin aan te doen. Vlinders houden van een zonnige plekje waar de wind niet al te veel kans krijgt en met de nodige beschutting. Ze verkiezen een gevarieerde begroeiing met veel structuurvariatie. Met bomen, struiken, klimplanten, hagen en heggen geef je structuur aan je tuin.

We streven dus naar variatie in de begroeiing waardoor alle insecten aan hun trekken komen.

Nu is het niet alleen een kwestie van de juiste planten te kiezen, het is ook een kwestie van ervoor te zorgen dat er altijd wat bloeit. In de lente en zomer is dat meestal niet zo'n probleem; dan is er vaak keuze te over. Maar in het vroege voorjaar en in de late herfst is het vaak heel wat moeilijker voor al die beestjes om aan nectar te geraken. Plant daarom voor het vroege voorjaar bloembollen zoals winterakoniekjes, sneeuwklokjes en krokussen of wat dacht je van helleborissen en longkruid. Voor het najaar zijn er onder andere de hemelsleutel, de asters en de klimop.


zondag 2 oktober 2011

Allemaal beestjes

Ik denk dat het nu ongeveer 3 jaar geleden is dat we begonnen zijn met het omvormen van onze tuin naar een ecologische tuin. Met kleine stapjes ging dat gepaard; er kwamen planten waar vlinders en bijen dol op zijn. Er kwam een composthoop en nu eten we onze eigen groenten. Er kwam meer afwisseling in de begroeiing; bloemrijke graslanden, struikgewas en bomen. Er kwam nestgelegenheid voor vogels, oorwormen en solitaire bijen. Al deze kleine aanpassingen hebben een geweldig positieve impact op de natuur! Ik sta dan ook vaak versteld van hoeveel insecten, vogels en andere diertjes hun weg naar onze tuin vinden.


Nu is het niet alleen een kwestie van de juiste planten te kiezen, het is ook een kwestie van ervoor te zorgen dat er altijd wat bloeit. In de lente en zomer is dat meestal niet zo'n probleem; dan is er vaak keuze te over. Maar in het vroege voorjaar en in de late herfst is het vaak heel wat moeilijker voor al die beestjes om aan nectar te geraken. Plant daarom voor het vroege voorjaar bloembollen zoals winterakoniekjes, sneeuwklokjes en krokussen of wat dacht je van helleborissen en longkruid. Voor het najaar zijn er onder andere de hemelsleutel, de asters en de klimop. Door de zomerse temperaturen bloeit er eigenlijk nog heel veel. Maar de klimop is momenteel echt wel één van de hot spots in onze tuin. Ongelooflijk hoeveel bijen zich daar te goed doen, het zoemt er dan ook ongelooflijk en dat riekt dan ook nog eens kweenie hoe lekker.
Ik zag ook al enkele dikke hommel-koninginnen rond de klimop zoemen, of ze er echt gesmikkeld hebben weet ik niet maar even later zag ik ze wel op de teunisbloemen zitten. Waarschijnlijk zullen die koninginnen in de buurt blijven rondhangen op zoek naar een geschikte overwinteringsplaats en voila zo begint dat dus volgend jaar gewoon terug opnieuw en waarschijnlijk met weer wat meer hommels dan afgelopen jaar.

En wat krijgen we daar allemaal voor terug? Niks dan voordelen! Solitaire bijen en hommels zorgen bijvoorbeeld voor een betere bestuiving en meer bloemen en vruchten. Solitaire wespen zijn dan weer dol op bladluizen en sluipwespen verjagen witte vlieg. Minder werk voor mij en meer tijd dus om van de tuin te genieten.

donderdag 20 januari 2011

Kringlooptuinieren ten voeten uit

Onder de appelboom laat ik haar berichtje vallen dat ze die haagbeukplantjes zo compleet verschrompeld en bruin toch niet zo geweldig vindt. Maar mij stoort dat dus absoluut niet, het hoort nu eenmaal bij de winter en als binnen enkele maanden de blaadjes terug beginnen uitlopen is het weeral feest. Want zo frisgroen dat ze dan zijn, super gewoon. Maar ach zoals ze zelf schrijft, doe vooral uw eigen goesting en het is in ieder geval veel beter dan een draad of muur zoals pijpenla hier uitlegt.


Over naar het echte werk. Want zoals je op de onderstaande foto's kan zien heb ik nog wat snoeiwerk voor de boeg. Deze drie iets te hard uitgegroeide lei-lindebomen moeten weer hun jaarlijkse snoeibeurt krijgen. Ik weet eigenlijk nog altijd niet zo goed wat ik met hen moet aanvangen; moet ik ze blijven snoeien of laat ik ze gewoon groeien. Al is de kans dan wel dat ze veel te groot worden en is dat dan nog wel een zicht? Alle suggesties zijn dus meer dan welkom.
Maar ondertussen ben ik er dus maar aan begonnen. Volle maan is alweer gepasseerd en dus is het volgens mijn vader de ideale periode om te snoeien. Eerder schreef ik daarover al volgend berichtje.
Dat snoeiwerk is hier wel een heel karwij; de bomen zijn zodanig uitgegroeid dat ik op de langste stand van de ladder er bovenaan maar amper bij kan. Aan elke boom zit ik toch zo'n uur en een kwartier en dat is dan nog goed doorwerken. Het resultaat is niet alleen kaalgeknipte bomen maar ook 2 serieuze open bleinen op mijn handen. En laat de voorraad pleisters nu net op zijn, behalve die met kinderfiguurtjes op, en nee daar ga ik geen foto van trekken.




En wat met al dat snoeihout hoor ik u al denken; awel daar gaat dus juist dit blogberichtje over. Want waar in een gewone tuin snoeihout, blad, grasmaaisel, puin en nog zoveel meer als afval wordt beschouwd veranderd dit in het kringlooptuinieren in boeiend kringloopmateriaal dat nuttig en creatief in de tuin kan worden gebruikt. Ziehier maar eens;


Inderdaad het was hoog tijd dat de takkenhoop bij ons schapen-schuilhok werd aangevuld. Niet dat het voor de schapen veel uitmaakt want die zitten toch 99% van de tijd gewoon buiten. Maar voor het zicht is het in ieder geval veel beter.
En ook de schapen zagen dat het goed was.


Maar de grootste kringloopspecialisten van al zijn natuurlijk onze kippen. Ze verwerken het overgrote deel van het organisch keukenafval en de tafelrestjes.
En in ruil krijgen we daarvoor kakelverse eitjes. De kippen zijn ondertussen al goed aan de leg; eergisteren en gisteren 5, vandaag zelfs al 6. Als ze zo verder doen hebben we er binnenkort dagelijks 13, dat is nu wel van het goede te veel.


Onlangs las ik nog onderstaand boekje van Ivo Pauwels; niet dat er zoveel dingen instaan die ik niet wist maar het blijft leuk om ideeën op te doen.



Et voila, zo hebben jullie nog eens een echt tuin-blogje.

zaterdag 23 oktober 2010

Biodiversiteit in België






Een tijdje geleden gingen we naar het museum voor natuurwetenschappen in Brussel. Zoonlief is nogal zot van dino's en dat is er sinds een bezoek aan dit museum niet op verbeterd.

















Zelf was ik ook wel benieuwd. Zeker met de campagne die dit museum voert voor de biodiversiteit. Nu is er denk ik geen betere plek om te ontdekken hoe rijk de verscheidenheid van levende wezens is. Vanaf december 2010 openen ze zelfs een nieuwe permanente tentoonstelling over de biodiversiteit in de stad.

Al die aandacht voor de biodiversiteit kan ik alleen maar aanmoedigen. Al is het een feit dat het er helemaal niet goed mee gaat. Planten- en diersoorten verdwijnen in sneltempo, en dit mede door toedoen van de mens. Op canvas kon je deze week kijken naar het eerste deel over de biodiversiteit in België. In de documentaire maakt evolutiebioloog Dirk Draulans een stand van zaken op van de biodiversiteit in ons land.



Een absolute aanrader. Dinsdagavond kan je kijken naar het tweede deel, en deze is zeker ook interessant als je niet in België woont.

Nu ben ik zelf nogal voorstander van het feit dat men mensen aanzet om zelf iets te doen om de verdwijning van de biodiversiteit tegen te gaan. De documentaire toont enkele interessante initiatieven maar op deze site vind je nog meer tips. Zoals;
-ik bouw nestplaatsen voor dieren en geniet van mijn natuurlijke zoo
-ik koop geen dierensouvenirs of exoten zo krijgen deze soorten opnieuw kansen in hun eigen leefgebied
-ik kies voor duurzaam hout en geef leven aan onze groene longen
-ik ga voor een groendak en geef planten en dieren meer kansen
-ik composteer en steun mijn tuin, het milieu én mijn portefeuille
-ik verwelkom de natuur in mijn tuin en geniet van de geuren en kleuren, planten en dieren
-ik eet groenten en fruit van het seizoen; lekkerder, gezonder en een prima zet tegen de klimaatopwarming
-ik dood geen dieren; wat zijn dat nu voor beestige manieren?
-ik pluk geen bloemen of paddenstoelen en geniet van deze pareltjes in de natuur
-ik observeer de natuur; het is gratis, boeiend en ... wondermooi!
-ik plant een boom of haag en bied vele dieren en planten een nieuwe thuis
-ik gebruik geen pesticide, herbicide, ... en hou huis en tuin écht gezond
-ik wandel of fiets in de natuur want ontdekken is al een beetje houden van, en dus zin krijgen om te beschermen
-ik eet bio en hou rekening met de natuur, de bodem en onze gezondheid
-ik sport met respect voor de natuur zodat de volgende generaties dat ook nog kunnen
-ik leg een vijvertje aan; een spetterend feest voor dieren en planten
- ...

Op ik geef leven aan mijn planeet kan je trouwens een gratis en handige boekje bestellen met 366 tips voor de biodiversiteit.

De Velt-studiedag; zonder pesticiden in tuin en keuken van afgelopen weekend was volgens mij ook zo'n inspirerende ontmoeting. Spijtig genoeg kon ik er zelf niet bijzijn. Maar omdat het BUGS (Biodiversity in Urban Gardens)onderzoek van bioloog Ken Thompson zo'n inspirerende resultaten opleverde wil ik ze in dit verband toch even aanhalen.
De resultaten toonden aan dat er geen kwalitatief verschil is tussen kleine
en grote tuinen. Een kleine tuin gedraagt zich als een deel van een grotere tuin. Als
je een klein deel van een habitat selecteert, vind je hetzelfde aantal soorten
en individuen per deel als in een groter deel van een habitat. Of je nu zoekt naar
spinnen, vogels of zoogdieren, ecologisten komen over het algemeen tot deze
bevinding.

Het beste wat je kunt doen voor meer biodiversiteit in je tuin is een spontaan
opgekomen boom met rust te laten. Bomen en struiken zijn essentieel. Ze verschaffen voeding en leefruimte voor de planteneters aan de basis van de voedselketen. Daarop steunt al de rest, inclusief de grotere dieren.
Maakt het uit of dit inheemse bomen en struiken zijn? Neen. Het verschil tussen
afwezigheid van bomen en struiken en hun aanwezigheid is veel groter. Waarom?
Tuinen zonder bomen en struiken zijn nagenoeg tweedimensionaal. Bomen maken
je tuin kubusvormig en dus veel groter. Ze voegen letterlijk een extra dimensie
toe aan je tuin en vergroten het volume leefruimte dat beschikbaar is voor het leven in je tuin. Veel dieren hebben zich bovendien gespecialiseerd in het leven op struikgewas en bomen. Zonder bomen mis je die derde dimensie, maar er is meer, want wat je creëert onder de boom is een heel andere omgeving waar erg veel dieren die houden van een vochtige omgeving graag vertoeven. Bomen betekenen meer plantenetende insecten en dat heeft een invloed op alle dieren hogerop in de voedselketen.

De aanleg van een composthoop en een vijver zijn andere dingen die je kunt
doen voor meer biodiversiteit.
Ken Thompson breekt ook een lans voor dood hout; dode bomen zijn bijna belangrijker
dan levende. Voordat de mens Europa overspoelde, lag het continent vol
dood hout. Nu vinden de schepsels die zich gespecialiseerd hebben in het leven
van dood hout er niet meer genoeg van waardoor vooral zij bedreigd zijn. Laat
een gestorven boom dus gewoon staan.
Hoge grasachtige vegetatie is ook erg belangrijk. Voor 99 procent van de dieren zijn hoge grassen belangrijker dan de bloemen die er in staan.

Mocht jij er zelf bijgeweest zijn en nog interessante zaken hebben vernomen; dan hoor ik ze graag.

woensdag 12 mei 2010

Het dierlijk leven in de tuin

Om te begrijpen hoe de natuur in elkaar zit moeten we enkele basisregels kennen.
Zo is het doel van elk levend wezen om te overleven en zo de eigen soort in stand te houden. Dit doen ze in de eerste plaats door het zorgen voor een groot aantal nakomelingen. Dit kan op twee manieren; ofwel zorgen ze voor een groot aantal eitjes die eenmaal uitgekomen zijn het zelf maar moeten uitzoeken, bvb kooluiltjes of door een paar grotere eieren te leggen en dan voor de jongen te zorgen bvb merels.

Het vrouwtje van het kooluiltje legt ongeveer honderd kleine eitjes, waaruit zeer kleine rupsen komen. Dat betekent dus dat twee kooluiltjes zich in 2 jaar vermenigvuldigen tot 100, in 3 jaar tot 5000, in vier jaar tot 250000 en in het vijfde jaar tot 12 500 miljoen.

Minder sensationeel, maar net zo indrukwekkend, is de aanwas van merels. Merels leggen ongeveer 3 tot 5 eieren per legsel en hebben 3 of 4 legsels per jaar. Gemiddeld brengen ze 6 nakomelingen per jaar voor. Na een jaar zijn er dus minstens 3 paar vogels bijgekomen, het volgende jaar 9, dan 27, 81 en daarna 243, ....

Ditzelfde soort rekensommetje kunnen we toepassen bij planten, maar daar produceren sommige planten wel meer dan duizend zaden en dan hebben sommige planten nog andere vegetatieve manieren ontwikkeld.

Het moge uit deze voorbeelden duidelijk zijn dat als er geen natuurlijke vijanden zijn we overstelpt worden door merels, kooluiltjes, ... .
De meeste gaan dood als ze jong zijn of komen zelfs niet tot ontwikkeling zoals bij planten; en zo worden de aantallen van de verschillende soorten planten en dieren in evenwicht gehouden. Wat noodzakelijk is omdat er anders teveel zouden komen voor een bepaald leefgebied.
Het kan zijn dat er onvoldoende voedsel is en de meeste de hongersnood sterven of dat er niet genoeg nestgelegenheid is zodat er niet gebroed kan worden. Er kan een tekort aan schuilplaatsen zijn waardoor de meeste dood gaan door slecht weer of doordat ze opgegeten worden.

Voor de meeste dieren bestaat het leven niet alleen uit het vinden van voedsel, maar ook uit het vermijden van gegeten te worden. Alle dieren en planten maken deel uit van voedselketens.
Koolplanten worden bijvoorbeeld gegeten door bladluizen, die op hun beurt gegeten worden door de larven van verschillende zweefvliegen. Volwassen zweefvliegen kunnen opgegeten worden door een spin en die spin wordt dan weer gegeten door een roodborstje.
Deze voedselketen ziet er heel eenvoudig uit maar er zijn vele andere mogelijkheden de koolplanten worden eveneens gegeten door aardvlooien, door rupsen van kooluiltjes, door zweefvliegen. Bladluizen worden gegeten door vele soorten vogels en wespen, door lieveheersbeestjes en larven van de gaasvlieg en de zweefvlieg.
Zo ontstaat er een voedselweb, bestaande uit organismen die eten en gegeten worden.
Andere verbindingen in het voedselweb ontstaan doordat veel dieren in hun jeugd ander voedsel eten dan in een volwassen stadium.
Neem nu de wespen, ze leven van nectar, vruchtensap en andere zoete vloeistoffen. Maar hun larven hebben een eiwitrijk, dierlijk dieet nodig. De volwassen dieren gaan hier voor hun jongen naar op zoek. Sociale wespen kauwen rupsen, spinnen en andere dieren die ze vangen, tot een soort gehaktballetje en voeren die aan hun larven. Solitaire wespen leggen in hun nest een voorraad aan van bladluizen, vliegen, rupsen of spinnen en leggen hier een eitje op.
Als we dus klagen over de schade die wespen toebrengen aan ons rijp fruit, kunnen we ons troosten met de gedachte dat ze ook schadelijke dieren bestrijden.

Het is niet zo dat het aantrekken van veel dieren in de tuin, waaronder ook planteneters, tot gevolg heeft dat al uw planten opgegeten worden. Niets is minder waar en daar heeft de natuur zelf voor gezorgd. Pas uitgekomen rupsen bijvoorbeeld eten alleen heel jong, zacht en mals blad eten. Het zou ook ontzettend dom zijn van een plantesoort om toe te staan dat het volledig wordt opgegeten, hij zou dan niet kunnen bloeien, geen zaad geven en zich niet voortplanten. De plantensoort zou uitsterven en met hem alle dieren die ervan afhankelijk zijn.
In een tuin kan een groot aantal verschillende soorten planteneters aanwezig zijn, maar zolang er genoeg verschillende planten zijn en er sprake is van een natuurlijk evenwicht, waarin zowel roofdieren als schadelijke dieren aanwezig zijn, is de kans klein dat het uit de hand loopt.

vrijdag 12 maart 2010

Lezersvraagjes

De laatste tijd kreeg ik heel wat vragen over mijn blog van vrienden, kennissen en familieleden die ik lastig viel met de vraag om toch eens naar mijn blog te gaan kijken.
Ik kreeg vragen over de planten die ik in mijn tuin heb staan en waarom ik kies voor inheemse planten.
Sommigen waren erg geïnteresseerd en vroegen zich af hoe ze hun tuin ook meer natuurlijker kunnen maken met meer gezoem van bijen, hommels, fladerende vlinders, ... . Anderen snapten dan weer niet waarom ik mijn taxus-haag heb weggedaan en vervangen heb door een haag van beuk en haagbeuk en ook de buxussen en coniferen die er nog staan wil verwijderen.
Vandaar dus een poging om het een en ander uit te leggen.

De meeste tuinen in ons land hebben weinig ecologische waarde. Met een biljartlaken groen gazon, groenblijvende buxussen en taxussen en uitheemse plantensoorten kan je dan ook weinig spannends creëren; het ziet er altijd hetzelfde uit en bovendien kan onze inheemse dier- en plantensoorten zich moeilijk handhaven in zo'n milieu.
In een natuurlijke tuin kies je voor inheemse planten, dat zijn planten die in ons eigen land in het wild groeien en zich aldaar kunnen handhaven. Hierdoor krijg je een tuin waar veel insectensoorten op afkomen, waar ongewervelde dieren zoals spinnen ook een plekje vinden, waar vogels een nest kunnen bouwen en voedsel vinden voor hun kroost.
Om veel insectensoorten aan te trekken moeten we zorgen voor veel afwisseling in de begroeiing; bloemrijke graslanden, struikgewas en bomen of als het kan een echt bos.
Er zijn maar weinig bloemen die bij alle insecten in trek zijn. Veel plantensoorten zijn min of meer gespecialiseerd op bepaalde insecten-groepen.
Zo worden lipbloemige soorten zoals kruipend zenegroen/Ajuga reptans, dovenetel/Lamium, gewone brunel/Prunella vulgaris en salie/Salvia vooral door hommels bezocht.









Vliegen bezoeken dan weer vooral schermbloemige zoals wilde peen/Daucus carota, fluitenkruid/Anthriscus sylvestrus, berenklauw/Heracleum sphondylium en zevenblad/Aegopodium podagraria.









En zo houden bijen en vlinders dan weer van andere planten.
We streven dus naar variatie in de begroeiing waardoor alle insecten aan hun trekken komen.
Eerder schreef ik ook nog een stukje over ecologisch tuinieren.
Ik kreeg ook nog de vraag welk zaad ik nu juist bij de Morgenster had besteld, awel hier is het lijstje;
gewone agrimonie






kartuizer anjer






beemdkroon






betonie
grote centaurie






wilde cichorei
duifkruid






hartgespan
grote kattenstaart
moesdistel
grootbloemige muur






wilde peen
slangekruid






gulden sleutelbloem
slanke sleutelbloem







valkruid





veldsalie

Voila, mocht je nog vragen hebben dan kan je die altijd bij de reacties achterlaten.

zaterdag 30 januari 2010

Bosveulen!!!


Nee, het gaat hier niet om een of ander scheldwoord dat ik op 't werk al eens naar mijnen kop geslingerd krijg. Ik werk namelijk met probleem-jongeren of beter gezegd jongeren met problemen en dan kunnen zulke woorden al eens vallen. Maar nee, zo creatief zijn ze niet hoor.

Bosveulen is blijkbaar een van de vele volksnamen net zoals waterspecht, houtspecht, klopper en maarts veulen voor de groene specht.

De bonte specht heb ik hier al wel eens in mijn tuintje gezien, maar de groene nog niet en daar ben ik dan ook super blij mee.

Enig opzoekwerk leert me dat de groene specht vooral op de bodem levende insecten eet, waaronder veel mieren.
En laat die nu net daar zitten. Ik heb het in de zomer nog gemerkt toen ik me daar eens neerlegde.

Ik had trouwens de grootste moeite om een ietwat deftige scherpe foto te trekken want het beestje ging nogal te keer. Hij, ja hij, want hij heeft een rode vlek op zijn kop, prikte voortdurend met zijn snavel in de grond.

Op deze manier is de cirkel mooi rond. Vervelende beestjes zoals bladluizen, mieren, rupsen, ... mogen hier gerust langskomen en zorgen zo voor voedsel voor andere dieren.

In een ecologische tuin is samenwerking essentieel. De regenwormen die de grond bewerken, de bomen die voor schaduw zorgen op het terras, de bijen die de kruisbessen bestuiven, de egel die onder de heg naar insecten zoekt, de lieveheersbeestjes die de bladluizen op de bonen eten, de zwaluwen die in de lucht erboven cirkelen, ... .

Als je een element in dit geheel verstoort, zal het overal zijn terugslag hebben.

Als ik niet wat struiken had staan rond het gras dan had de groene specht zich hier waarschijnlijk niet laten zien, omdat hij toch graag enige beschutting heeft.
Als ik de mieren met verdelgingsmiddelen te lijf was gegaan dan had ik hier zeker geen groene specht gezien. Dan hadden de pieren, die ook in de grond zitten dat ook binnen gekregen en gingen de merel-jongen die "lekkere" pieren krijgen misschien ook dood.
Bovendien had het me tijd en geld gekost en was ik bovendien nog bezig met mijn eigen grond te vergiftigen inclusief mijn kindjes die daarop spelen.

zondag 3 januari 2010

Hoe is het zover kunnen komen?

Wie mij enkele jaren geleden had gezegd dat ik een blog zou hebben over een ecologische tuin, had ik niet geloofd, nee daar zou ik zelfs eens goed mee gelachen hebben.

Niets wist ik van tuinieren, laat staan dat ik er enige handigheid in had.

Maar nu is het dus wel zover.

Hoe is het dan zover kunnen komen?
Zelf hadden we thuis 2 kippen en ik weet nog wel goed dat ik het kippenhok vaak proper maakte, de eitjes uit ging halen, en de ren opkuiste.
Ook hadden we een moestuin die elk jaar een beetje kleiner werd. Ik herinner me dat er veel aardappelen stonden en dat we eens met allen erwtjes aan het peulen waren.
We hadden ook wat rode bessen-struiken, en rabarber die we verorberden met suiker in een koffiefilter. Er stonden ook 2 fruitbomen waartussen we de hangmat hingen.
We hadden wel een vrij grote tuin waar het echt leuk spelen was.

Ik was natuurlijk ook bij de scouts, waar het buitenleven centraal staat en de voorliefde voor wandelen die daarop volgde.

Na mijn studententijd in Antwerpen bleven we plakken op "het Zuid"; in een appartement op het eerste verdiep zonder terras maar wel met de mooiste bloembakken van 't Stad (ik weet nog goed dat iemand dat naar boven riep). We trokken er dikwijls op uit om te wandelen en verbleven vaak in de Ardennen waar mijn schoonouders een huisje hebben.

Omdat we aan kindjes wilden beginnen verhuisden we terug naar de Kempen. We woonden eerst in een huis met een geweldig betegelde koer. Daar kwamen de groene vingers van vrouwlief naar boven en ze zette heel de koer vol met planten in potten.

Enkele jaren later kregen we de kans om te gaan wonen in het ouderlijk huis van vrouwlief. Na eerst binnen alles opgefrist te hebben kwam de tuin aan bod.

Het voordeel van zo'n tuin is dat er heel wat volgroeide bomen, struiken en planten in staan; hetgeen je goed vind laat je staan en de rest kan je veranderen.

Er waren al hele mooie stukken in onze tuin, heel natuurlijk. Maar algemeen gezegd vond ik het er veel te groen, er moesten veel meer bloemen in komen en de uitheemse planten zonder enige natuurwaarde wilde ik ook verwijderen.
Dat is een proces dat nog altijd bezig is.

Daarbovenop is het aangrenzende perceel van zowat een halve hectare van de grootouders van vrouwlief.
Al doende leert men, is een spreekwoord dat bij mij in dit geval zeker van toepassing is. Soms vloog ik erin zonder na te denken of me eerst grondig te informeren en dan maak je natuurlijk (beginners) fouten zoals planten die in de volle zon moeten staan in de schaduw zetten, of planten in een tuincentrum aankopen zonder plan wat ermee te doen, planten die veel te hoog en breed worden naast een padje zetten, de electriciteit doorschuppen (oei oei toen was't crisis), tomatenplanten veel te dicht op elkaar zetten, aardappelen onderspitten in plaats van ze aan te aarden (durft niet te lachen hé) en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Zo ben ik dus een aantal keren flink tegen de muur gelopen. Maar inderdaad al doende leert men van schaai en schande.
Daarbovenop ben ik erg veel beginnen lezen, alle boeken die ook maar te maken hadden met ecologisch tuinieren bestelde ik bij de bib en las ik van voor naar achter en omgekeerd. Sommige heb ik ondertussen zelfs al eens voor de tweede keer gelezen.

Ook ben ik lid geworden van Velt, ging naar vergaderingen en tuinbezoeken.
En zo komt het dus dat ik ondertussen al wel iets weet.

En dan ben ik met deze blog begonnen om mijn passie met jullie te delen, om reacties te krijgen en bij te kunnen bijleren.

zaterdag 31 oktober 2009

Ecologisch tuinieren

Wat betekent ecologisch tuinieren!?
Ieder levend organisme (plant, dier en mens) wordt van nature beïnvloed door de omringende omgeving, dus door planten, dieren, mensen, water, bodem, lucht en klimaat. Omgekeerd heeft elk organisme invloed op zijn omgeving.
Ecologie is de wetenschap die deze wederzijdse beïnvloeding bestudeert.


Met de natuur meewerken
Bij ecologisch tuinieren wordt rekening gehouden met de relaties tussen planten, andere organismen en het milieu.
Met de natuur meewerken in plaats van haar proberen te beheersen. En natuur in de tuin aantrekken door voedsel-, schuil- en voortplantingsmogelijkheden te scheppen voor vlinders, vogels en amfibieën.
Natuur- en milieuvriendelijk tuinieren kan in moes- en siertuin, op het terras en zelfs binnenshuis!

Een gezonde bodem
De basis van alles wat in de tuin groeit en bloeit is de bodem. Een bodem met een goede structuur kan lucht, water en voeding voor planten vasthouden. Een gezonde bodem is rijk aan bodemleven: bacteriën, schimmels en wormen. Organische bemesting met bijvoorbeeld compost of dierlijke mest voedt de bodem. het bodemleven zet vervolgens de organische mest om in humus, waarvan telkens een deel vrij komt als voedsel voor de plant. De humus die in de bodem blijft houdt vocht en voedsel vast en draagt bij aan een goede bodemstructuur. Dit in tegenstelling tot kunstmest dat uitsluitend de bodem voedt en waarbij niet benutte overschotten kunnen uitspoelen naar het grondwater.


Geen bestrijdingsmiddelen
Binnen het ecologisch tuinieren worden de omstandigheden gecreëerd om ziekten en plagen te voorkomen of op natuurlijke wijze te bestrijden.
Denk aan het aantrekken van natuurlijke vijanden, toepassing van combinatieteelt en vruchtwisseling en aanpassing van planten aan de standplaats. Er wordt zeker niet gekozen voor chemische bestrijdingsmiddelen.
Residuen van bestrijdingsmiddelen vinden we terug in voedingsmiddelen wat op duur de gezondheid schaadt. Ook komen ze in het oppervlaktewater terecht. Bestrijdingsmiddelen die in de grond achterblijven vormen een gevaar voor spelende kinderen en huisdieren.